Kinderverhalen2019-05-13T14:30:19+02:00

Om de impact en de betekenis van de kinderrechten te illustreren, posten we in deze rubriek regelmatig een kinderverhaal dat een artikel van het verdrag doet leven.

Heb jij ook een kinderverhaal rond kinderrechten? Stuur het ons toe en wie weet komt jouw verhaal op onze website met een prachtige illustratie van onze huistekenaar Louize Perdieus.

Artikel 34:

Bescherming tegen seksuele uitbuiting

Een kind heeft recht op bescherming tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Seksueel misbruik is een kind aansporen of dwingen om deel te nemen aan seksuele activiteiten. Seksuele uitbuiting met commerciële motieven omvat kinderprostitutie, handel in minderjarigen voor seksuele doeleinden, kindersekstoerisme en kinderpornografie.

De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te beschermen tegen alle vormen van sexuele exploitatie en sexueel misbruik. Hiertoe nemen de Staten die partij zijn met name alle passende nationale, bilaterale en multilaterale maatregelen om te voorkomen dat:
a. een kind ertoe wordt aangespoord of gedwongen deel te nemen aan onwettige sexuele activiteiten;
b. kinderen worden geëxploiteerd in de prostitutie of andere onwettige sexuele praktijken;
c. kinderen worden geëxploiteerd in pornografische voorstellingen en pornografisch materiaal.

Artikel 36:

Geen Uitbuiting

Kinderen hebben het recht op bescherming tegen alle vormen van uitbuiting.

De Staten die partij zijn, beschermen het kind tegen alle vormen van
exploitatie die schadelijk zijn voor enig aspect van het welzijn van het kind.

Artikel 7:
Het recht op een naam en nationaliteit

Ieder kind heeft het recht op een officieel geregistreerde naam, een nationaliteit en het recht om te weten wie zijn ouders zijn en door hen te worden verzorgd.

1. Het kind wordt onmiddellijk na de geboorte ingeschreven en heeft vanaf de geboorte het recht op een naam, het recht een nationaliteit te verwerven en, voor zover mogelijk, het recht zijn of haar ouders te kennen en door hen te worden verzorgd.

2. De Staten die partij zijn, waarborgen de verwezenlijking van deze rechten in overeenstemming met hun nationale recht en hun verplichtingen krachtens de desbetreffende internationale akten op dit gebied, in het bijzonder wanneer het kind anders staatloos zou zijn.

Artikel 8:
Het recht op een identiteit

Elk kind heeft het recht op een identiteit. Die bestaat uit minstens  uit een naam, nationaliteit of familiebanden. De overheid helpt het kind om de identiteit te beschermen of zo nodig te herstellen, bijvoorbeeld bij kinderen zonder achternaam, staatloze kinderen of kinderen die hun ouders niet kennen.

1. De Staten die partij zijn, verbinden zich tot eerbiediging van het recht van het kind zijn of haar identiteit te behouden, met inbegrip van nationaliteit, naam en familiebetrekkingen zoals wettelijk erkend, zonder onrechtmatige inmenging.

2. Wanneer een kind op niet rechtmatige wijze wordt beroofd van enige of alle bestanddelen van zijn of haar identiteit, verlenen de Staten die partij zijn passende bijstand en bescherming, teneinde zijn identiteit zo snel mogelijk te herstellen.

Artikel 39:
Recht op zorg en herstel na geweld

Elk kind dat het slachtoffer was van welke vorm ook van verwaarlozing, exploitatie of misbruik, foltering of welke andere vorm ook van wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, of gewapende conflicten, heeft recht op herstel en herintegratie in de maatschappij. De overheid neemt alle maatregelen voor een slachtofferhulp die tegemoet komt aan de gezondheid, het zelfrespect en de waardigheid van het kind.

De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen ter bevordering van het lichamelijk en geestelijk herstel en de herintegratie in de maatschappij van een kind dat het slachtoffer is van welke vorm ook van verwaarlozing, exploitatie of misbruik, foltering of welke andere vorm ook van wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, of gewapende conflicten. Dit herstel en deze herintegratie vinden plaats in een omgeving die bevorderlijk is voor de gezondheid, het zelfrespect en de waardigheid van het kind.

Artikel 40:
Jeugdstrafrecht

Ieder kind dat wordt verdacht of veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf, moet worden behandeld met respect voor de kinderrechten, volgens de leeftijd van het kind en in functie van zijn of haar re-integratie in de samenleving. Kinderen moeten zo veel mogelijk buiten strafrechtelijke procedures worden gehouden; de overheid stelt een minimumleeftijd in waaronder een kind niet in staat wordt geacht criminele feiten te plegen, de overheid zorgt voor alternatieve maatregelen die het kind buiten het gerecht en plaatsing in een instelling houden. Kinderen die worden onderworpen aan een rechtsprocedure hebben uiteraard recht op rechtsbijstand, mogen niet worden verhoord zonder advocaat, hebben recht op een tolk als ze de taal niet verstaan en alle kinderrechten moeten worden gerespecteerd.

1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van ieder kind dat wordt verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld terzake van het begaan van een strafbaar feit, op een wijze van behandeling die geen afbreuk doet aan het gevoel van waardigheid en eigenwaarde van het kind, die de eerbied van het kind voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van anderen vergroot, en waarbij rekening wordt gehouden met de leeftijd van het kind en met de wenselijkheid van het bevorderen van de herintegratie van het kind en van de aanvaarding door het kind van een opbouwende rol in de samenleving.

2. Hiertoe, en met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van internationale akten, waarborgen de Staten die partij zijn met name dat:
a) geen enkel kind wordt verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld terzake van het begaan van een strafbaar feit op grond van enig handelen of nalaten dat niet volgens het nationale of internationale recht verboden was op het tijdstip van het handelen of nalaten;
b) ieder kind dat wordt verdacht van of vervolgd wegens het begaan van een strafbaar feit, ten minste de volgende garanties heeft:(i) dat het voor onschuldig wordt gehouden tot zijn of haar schuld volgens de wet is bewezen;
(ii) dat het onverwijld en rechtstreeks in kennis wordt gesteld van de tegen hem. of haar ingebrachte beschuldigingen, indien van toepassing door tussenkomst van zijn of haar ouders of wettige voogd, en dat de juridische of andere passende bijstand krijgt in de voorbereiding en het voeren van zijn of haar verdediging;
(iii) dat de aangelegenheid zonder vertraging wordt beslist door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of rechterlijke instantie in een eerlijke behandeling overeenkomstig de wet’ in aanwezigheid van een rechtskundige of anderszins deskundige raadsman of -vrouw, en, tenzij dit wordt geacht niet in het belang van het kind te zijn, met name gezien zijn of haar leeftijd of omstandigheden, in aanwezigheid van zijn of haar ouders of wettige voogden;
(iv) dat het er niet toe wordt gedwongen een getuigenis af te leggen of schuld te bekennen; dat het getuigen à charge kan ondervragen of doen ondervragen en dat het de deelneming en ondervraging van getuigen à decharge op gelijke voorwaarden kan doen geschieden;
(v) indien het schuldig wordt geacht aan het begaan van een strafbaar feit, dat dit oordeel en iedere maatregel die dientengevolge wordt opgelegd, opnieuw wordt beoordeeld door een hogere bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of rechterlijke instantie overeenkomstig de wet;
(vi) dat het kind kosteloze bijstand krijgt van een tolk indien het de gebruikelijke taal niet verstaat of spreekt;
(vii) dat zijn of haar privé-leven volledig wordt geëerbiedigd tijdens alle stadia van het proces.

3. De Staten die partij zijn, streven ernaar de totstandkoming te bevorderen van wetten, procedures, autoriteiten en instellingen die in het bijzonder bedoeld zijn voor kinderen die worden verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld terzake van het begaan van een strafbaar feit, en, in het bijzonder:
a) de vaststelling van een minimumleeftijd onder welke kinderen niet in staat worden geacht een strafbaar feit te begaan;
b) de invoering, wanneer passend en wenselijk, van maatregelen voor de handelwijze ten aanzien van deze kinderen zonder dat men zijn toevlucht neemt tot gerechtelijke stappen, mits de rechten van de mens en de wettelijke garanties volledig worden geëerbiedigd.

4. Een verscheidenheid van regelingen, zoals rechterlijke bevelen voor zorg, begeleiding en toezicht; adviezen; jeugdreclassering; pleegzorg; programma’s voor onderwijs en beroepsopleiding en andere alternatieven voor institutionele zorg dient beschikbaar te zijn om te verzekeren dat de handelwijze ten aanzien van kinderen hun welzijn niet schaadt en in de juiste verhouding staat zowel tot hun omstandigheden als tot het strafbare feit.

Ga naar de bovenkant